Vertrouwen opbouwen, dat gebeurd grotendeels in je (vroege) jeugd. Het kan dan, of ook later, weer worden aangetast. Een kind dat opgroeit in een veilige, vertrouwde omgeving ontwikkelt zich wezenlijk anders dan een kind dat in een angstige of gespannen situatie opgroeit.
Vertrouwen, of het niet hebben ervan, kan vooral de manier waarop je op zaken gaat anticiperen invloed hebben. Het vertrouwen dat ‘het’ goed komt, is fijn. Maar als het vertrouwen verstoord is, kan de angst dat het fout gaat, de boventoon gaan voeren. Dit kan verschillende fysieke en mentale stressreacties geven.
Stress
Stress ontstaat bij veel mensen niet door een hoge werkdruk of een veeleisende baas. Nee, het komt vaak van binnenuit, door angst niet te voldoen aan verwachtingen. En vaak kan de angst om afgewezen te worden ervoor zorgen dat we juist onszelf afwijzen.
Angst kan ervoor zorgen dat we soms vooral denken aan wat er fout kan gaan in de toekomst. Angst kan ook ervoor zorgen dat we ons inhouden of klein maken. Dit om maar niet het risico te lopen iets stoms te doen of te zeggen.
We draaien dan vooral onszelf door met allerlei doelen en eisen.
Wie heeft er geen situatie meegemaakt dat je ergens huizenhoog tegenop zag. Allerlei doem- scenario’s kwamen voorbij. Er kan veel energie verloren gaan aan gepieker over toekomstige situaties, aan angsten en daaruit voortvloeiend gedrag. Je kunt er letterlijk ziek van worden.
In de mindfulness kan het thema vertrouwen ruimte en rust geven. Vertrouwen is een sterk basisgevoel dat je meer rust en kracht geeft. Het is niet eenvoudig op te roepen; het vergt tijd en aandacht om het te krijgen.
Vertrouwen gaat over aanvaarding, rust. Dat alles is, zoals het is. Vertrouwen op het leven of de kosmos, vertrouwen in jezelf. Toch zijn we af en toe bang.
Hoe kan het anders?
Wees je bewust van je angsten, je gevoelens. Ontdek waar ze vandaan komen. En geef aandacht aan de bron in jezelf. De bron waaruit je vertrouwen put. Vertrouwen geeft rust. Het verbetert niets aan de situatie, maar dat doet piekeren ook niet. Het zorgt er wel voor dat je kunt ontspannen en met een open vizier durft te leven.
Als massagetherapeut is het tijdens deze sessie extra belangrijk dat je voor je cliënt voor veiligheid en vertrouwen zorgt. Organiseer – zo ver als voor jou mogelijk is – dat er geen externe geluiden of andere zaken de behandeling kunnen verstoren.
Deze massage begint ermee dat je cliënt in de foetushouding ligt, en wel op zijn zij. Zorg dat je cliënt volledig is ‘opgevouwen’. Tijdens de behandeling vouw je, samen met je cliënt, het lichaam als het ware open.
Geef intermitterende druk door met beide handen gelijktijdig op de rug druk te geven richting de buik, dat wil zeggen naar binnen toe. Behandel zo de hele achterkant van het lichaam (rug, billen, benen, schouders, nek en hoofd).
Wieg het hele lijf lichtjes. Verplaats je handen van rug naar voeten.
Ontbloot de rug en geef daar langzame, lange strijkingen. Strijk langs de wervel van boven naar beneden en van het heiligbeen naar de schedelrand. Begin steeds vlak naast de wervelkolom en werk naar buiten toe.
Strijk met de knokkels net naast de wervelkolom. Eerst de ene kant, vervolgens de andere
Zet de knokkel van je wijsvinger aan één kant van de wervelkolom en de knokkel van je middelvinger aan de andere kant en strijk zo met enige druk, maar wel langzaam, over de hele rug van boven naar beneden.
Strijk nu met vlakke hand in de breedte over de schouders. Zorg dat de strijkingen vloeiend zijn en geen begin en einde lijken te hebben (maak een continue beweging).
Masseer de nek met strijkende, draaiende bewegingen. Begin onder de schedelrand en werk via de nek naar beneden tot aan de zevende halswervel. (Als je een kussen onder het hoofd hebt, zorg dan dat de nek vrij is.)
Masseer de schedel door heel licht draaiende druk te geven met je vingertoppen.
Maak een tot slot een rupsende beweging. Ga van het hoofd via de rug naar beneden tot en met de voeten.
Je mag ook aaien.
Assisteer je cliënt bij het draaien van foetushouding naar rugligging. Zet je handen daartoe tegen de voeten van je cliënt en vraag hem om in zijn eigen tempo de benen te strekken. Geef stevige tegendruk zodat de cliënt de beenspieren echt moet aanspannen om dit te doen. Of, een andere optie is om de ‘openvouwing’ juist zacht en zorgzaam te doen als een ontluikende bloem.
Haal rustig de handdoek van de benen af en geef intermitterende druk op beide benen tegelijk, van de voeten naar de knieën. (Pas op met druk op de botten van de schenen).
Strijk met vlakke handen over beide benen, weer van de voet naar de knie.
Bedek vervolgens het linkerbeen en ga verder met strijkingen over het rechterbeen. Strijk in vloeiende bewegingen over het hele been en de bovenkant van de voet. Herhaal dit op het linkerbeen. Dek vervolgens de benen en de linkervoet toe.
Masseer de hele voetzool voet door met beide duimen draaiend druk te geven . Begin bij de hak en werk zo naar de tenen toe.
Maak een vuist en strijk met je knokkels over de voetzool.
Wring de voetzool als het ware uit door met je duimen in de breedte aan de voetzoolkant en je vingers aan de bovenkant van de voet druk te geven en zo wringend te effleureren.
Je kunt de voet afsluiten met een omvattende, intermitterende druk.
Vraag je cliënt om jou langzaam en bewust de (bovenste) hand te geven. Pak de hand aan en breng/strek de arm langzaam naar buiten. Houd de arm vast met jouw hand inde hand van je cliënt en strijk met je andere hand met vlakke hand over de binnenkant van de hele arm. Maak vloeiende strijkingen.
Vouw je vingers in de vingers van je cliënt en strek de hand open.
Maak een vuist en strijk over de handpalm met je knokkels.
Strijk met vlakke handen van de bovenkant van het borstbeen naar de schouderkoppen.
Strijk met je middelvinger op je wijsvinger tussen de ribben van binnen naar buiten. Begin bovenaan, net onder het sleutelbeen en strijk steeds één tussenribspier uit. Herhaal dit door steeds een rib lager te gaan en stop voordat je op het borstweefsel komt.
Strijk met je vingers en je vlakke hand net onder de ribbenkast.
Strijk met twee handen op elkaar over de buik. Draai grote rondjes en maak deze steeds kleiner net zolang tot je net langs de navel draait. Verminder de druk tijdens de cirkels van stevig tot zacht. Maak de cirkels weer groter. Herhaal dit drie tot vijf keer, afhankelijk van de spanning van de buik.
Volledige versie van de sessie vertrouwen: